Op zondag 30-9-2018 is door de Nederlandse Entomologische Vereniging, sectie Snellen een excursie gehouden in de Zumpe om bladmineerders (Nachtvlinders) te inventariseren.
Hieronder het verslag van de resultaten; er werden 89 soorten waargenomen.
Datum: zondag 30 september 2018. Verslag door: Violet Middelman. Foto's: Remco Vos.
Vandaag hadden we weer een bladmineerdersexcursie gepland, onder de kundige leiding van Ben van As en Tymo Muus.
Na een zeer lange, warme en droge zomer werden we vandaag getrakteerd op nog één van de laatste mooie nazomerdagen. Volop zon, weinig wind, t-shirt weer! Maar, zou die extreme droogte van de afgelopen zomer gevolgen hebben voor de bladmineerders? Ik denk dat de toekomst het uit moet gaan wijzen, maar we wisten niet wat we nu konden verwachten aan bladmineerders. Ben had echter een redelijk vochtig gebied uitgezocht bij Doetinchem, De Zumpe.
De excursie zou pas om 11:00 uur beginnen, maar er stonden al flink wat mensen toen wij om 10:40 uur aan kwamen. Leuk! Al snel kwamen er steeds meer mensen en we gingen, na een introductie van Ben, om 11:00 uur op pad. Nou ja, op pad... Het speuren naar bladmineerders kan op een paar vierkante meter aardig wat tijd in beslag nemen, handig voor de laatkomers. Bij de parkeerplaats zelf was er dus al genoeg te ontdekken, waaronder de rupsjes van de Kraagvleugelmot - Nephopterix angustella. Deze rupsjes zijn zogenoemde vruchtmineerders, ze mineren in de vruchten van (in dit geval) de Kardinaalsmuts. Ze zijn redelijk makkelijk te vinden als ze er zitten: door de vuiligheid onder een trosje van de besjes kan je zien dat er wel eens een rupsje kan zitten/hebben gezeten.
Er stonden veel verschillende soorten struiken en bomen aan de rand van de parkeerplaats, dus we konden gelijk al veel verschillende soorten mijnen laten zien, waar Ben van As van alles over vertelde. Er bestaand o.a. gangmijnen, blaasmijnen en vouwmijnen, maar je hebt ook mijnen van bv gaatjesmakers. De Kleine of Gele-kornoeljegaatjesmaker (Antispila treitschkiella) behoort tot die laatste groep. Deze soort heeft als waardplant Gele kornoelje (Cornus mas) maakt eerst een klein gangmijntje en daarna volgt een voldiepe blaasmijn. De volgroeide rups maakt vervolgens in het blad een ovale uitsnede om zich daarin op de grond te laten vallen om te gaan verpoppen.
Op Rode kornoelje (Cornus sanguinea) komt een gelijkende soort voor, namelijk de Rode-kornoeljegaatjesmaker (Antispila petryi). Naast deze soort kun je op de Rode kornoelje nog een soort vinden, de Grote kornoeljegaatjesmaker (Antispila metallella). De waardplant is dus heel belangrijk bij het vaststellen om welke soort Antispila het gaat.
Op Sleedoorn zijn vaak ook leuke bladmineerders te vinden. Er staat vaak dat ze zeldzaam zijn, maar dat kan natuurlijk ook met het waarnemerseffect te maken hebben. Des te meer mensen kijken naar mijnen, des te meer er bekend wordt over hoe zeldzaam of algemeen bepaalde soorten nu eigenlijk zijn. Hieronder 2 soorten die op Sleedoorn voorkomen.
Pas na zo’n 3 kwartier verlieten we de parkeerplaats en gingen we het hekje over
naar het natuurgebiedje in wording, de Zumpe.
Ook daar was gelijk genoeg te zien en ontdekken. Het zonnetje scheen, wat een geweldige start van deze dag! Verschillende soorten mijnen op verschillende soorten bomen en struiken. Een rups van
de ene soort hier, een imago van een andere soort daar, leuk!
Op eik vonden we de 3 bekende soorten vlekmijnen: De Gewone eikenvlekmot - Tischeria ekebladella, de Bruine eikenvlekmot - T. dodonaea en de Hoefijzervlekmot - T. decidua. Op
het blad met de bruine eikenvlekmot zit ook nog een mijntje van de Eikenooglapmot - Bucculatrix ulmella.
Op Boerenwormkruid ontdekten we de kokertjes van Bruine wormkruidkokermot - Coleophora bornicensis en op uitgebloeid Duizendblad de kokertjes van Duizendbladkokermot - C.argentula.
Er komen 2 soorten kokermotten voor op Boerenwormkruid, de kokertjes van de Wormkruidkokermot - C. tanaceti tref je op de gele, bloeiende bloemetjes, de kokertjes van de Bruine wormkruidkokermot - C. bornicensis zie je op de uitgebloeide, bruine bloemhoofdjes.
Maar gelukkig waren er naast de vele mijnen en rupsen ook nog wat imago’s te vinden, zo liet de Windevedermot - Emmelina monodactyla zich vangen, even snel een foto om deze daarna weer los te laten.
Op meidoorn zijn diverse soorten mijnen te vinden, waaronder de wittige blaasmijn, van de Vruchtboomvouwmot - Phyllonorycter corylifoliella, de gangetjes van de Meidoornhoekmineermot - Stigmella perpygmaeella en de Meidoornmineermot - Stigmella hybnerella. Maar ook de mijn van de Zwartkopblaasmijnmot - Ectoedemia atricollis. Deze soort is meestal goed te herkennen doordat de smalle begingang overgaat in een blaasmijn.
Op ratelpopulier (Populus tremula) zagen we een onderzijdige ovale vouwmijn,
welke roodachtig van kleur was, en geen noemenswaardige vouwen heeft. Het was de mijn van de Rode espenvouwmot - Phyllonorycter sagitella. Een andere soort die wij op ratelpopulier zagen
was de Ratelpopuliermot - Stigmella assimilella. De rups maakt aan het begin een sterk gewonden gangetje en verbreed zit later.
Beide soorten komen verspreid over het gehele land voor maar worden niet vaak gezien.
Sinds vorig jaar zijn er ineens enkele ‘nieuwe’ soorten mineerders op kraakwilg gezien en de hoop was dat wij deze ook hier zouden zien. Zie het bericht op microvlinders.nl.
Het gaat daarbij om de Smalle wilgenmineermot - Stigmella nivenburgensis en de Geel-slakkenspoormineermot - Phyllocnistis valentinensis. Beide soorten troffen we aan, en daarnaast ook nog mijnen van de Late wilgenvouwmot - Phyllonorycter pastorella en de Schietwilgmineermot - Stigmella obliquella.
Op Els komt een smalle, spatelvorimge kokermot (Coleophora) voor, de Elzenkokermot - Coleophora alnifoliae. De rups maakt een uitsnede uit blad welke de koker vormt waarmee deze het typische kokertje vormt dat deze familie kenmerkt. Daarna gaat de rups aan de wandel over het blad, en maken ze een insnede in het blad en vreten dan de bladmoes weg. Wat dan achterblijft is een ronde, of ovale vlekmijn met een klein gaatje waarin geen frass (uitwerpselen) aanwezig is.
De Hoornaarvlinder - Sesia apiformis is een soort die als imago weinig gezien wordt, de vlinders vliegen overdag en hebben geen roltong dus zijn ook niet afhankelijk van bloemen. Vaak worden zij rustend gevonden op bomen. Een manier om deze soort wel vast te kunnen stellen is om de basis van de stam van populieren af te speuren op kleine gaten. De rupsen brengen het grootste deel van hun ontwikkeling door in de wortels, na enkele jaren zal de rups overwinteren als volgroeide rups in een cocon. Daarna zal deze uitsluipen en gedurende het vliegseizoen is het mogelijk om de poppen uit de uitsluipgaten te zien steken of dat ze op de grond eronder liggen.
Teruggekomen op de parkeerplaats hebben we afscheid genomen van de meesten, maar toch bleven enkele fantiekelingen nog even doorzoeken op de bladeren van de acacia, en ja hoor ook de mijnen van het Acaciawolkje – Parectopa robiniella werden gevonden. Een soort die in korte tijd een explosieve uitbreiding in Nederland kent.
We hebben nog veel en veel meer gezien vandaag, zie hiervoor onderstaand overzicht.
Zie voor meer info:
Gebruikte bronnen o.a.